In de nacht van zondag 29 januari op maandag is Linda zo onrustig dat ik het bedhek omhoog zet om te voorkomen dat ze uit bed valt. Ze is vaak in de war, zegt onbegrijpelijke, onsamenhangende dingen. Naast haar bed staat een drinkbeker speciaal ontworpen voor bedlegerigen. Uit de rand van het deksel steekt een drie cm lang buisje dat als rietje fungeert. Zo kun je de beker gewoon recht houden als je drinkt. Als Linda ’s nachts dorst heeft, pakt zij de beker en voelt waar het tuitje zit om aan haar mond te kunnen zetten. Het lukt haar deze nacht maar niet om het tuitje te vinden. Ik moet steeds komen om de beker zo te draaien dat ze kan drinken.
’s Morgens gaat het innemen van medicijnen heel moeizaam. Mijn eigen pillen werp ik altijd achteloos als borrelnootjes naar binnen, maar Linda heeft altijd al veel moeite met het innemen van medicijnen. Eén pil tegelijk tussen twee slokjes water door werkt ze met een hoofdbeweging weg. Zo moet ze er elke ochtend zes innemen. Nu is ze de volgorde van de handelingen kwijt en weet ze ook niet waar we mee bezig zijn. Gelukkig lukt het met veel geduld toch haar de belangrijkste medicijnen in te laten nemen.
Jolanda van thuiszorg moet haar op het bed wassen. Ook de keuken is onbereikbaar geworden. Steeds als er iemand van thuiszorg of de huisarts komt, wordt ze veel alerter.
De huisarts schrijft druppels Haldol voor om haar onrust en wanen te verminderen.
Ze wordt er inderdaad veel rustiger van.

Op een gegeven moment verzucht ze: ‘Wat een lijdensweg.’ Ik vraag: ‘Je hebt toch geen pijn?’
Zij: ‘Nee, dat ik de woorden niet meer weet.’ Je ziet het verdriet in haar ogen. Er is iets, ze wil dat uiten en ze kan de bijbehorende tekst niet vinden en ik kom er niet achter wat ze bedoelt. Frustratie van twee kanten.
Ze is als een drenkeling die af en toe nog met het hoofd boven water komt.

Tim en Jeroen vinden allebei dat ik woensdag naar de begrafenis van mijn moeder moet gaan. We spreken af dat Jeroen bij Linda blijft en dat Tim hem komt aflossen als het gezelschap na het kerkhof naar restaurant de Schaapskooi in Delft gaat voor een lunch.
Woensdagochtend 1 februari echter is Linda zo verward en onrustig dat ik het Jeroen (en Linda en mezelf) niet wil aandoen hem met haar alleen te laten. Tim, Jeroen en Hanne gaan dus naar de begrafenis en ik blijf thuis. Tim zal mij aflossen en dan ga ik alsnog naar dat restaurant. Iedereen, ook thuiszorg en huisarts, doet een tikje dramatisch over dat niet bij de begrafenis van je moeder zijn. Ik zit er niet zo mee. Dit is duidelijk overmacht. Bovendien filmt Jeroen de hele plechtigheid. Ook fijn voor mijn moeders zus in Canada.

Na de ‘stofzuigergeluidsopname’ van een tijdje geleden, heb ik Linda eens voorgesteld ook iets in te spreken voor haar vriendinnen. Dat is er steeds niet van gekomen omdat ik haar er wel subtiel aan wil herinneren maar haar nergens toe wil dwingen. Het is ook vermoeiend en vraagt denkwerk.
Vanmorgen, als thuiszorg en huisarts zijn verdwenen, zegt ze opeens: ‘Ik ga wat tegen mijn vriendinnen zeggen, wil jij dat opschrijven?’
Ik zeg: ‘Waarom zeg je het niet gewoon en dan neem ik het op. Doe je net of ze hier in de kamer zijn.’ Dat doen we.
Het is heel iets anders dan dat wat in het ziekenhuis is opgenomen, toen ze nog met vaste stem, zeer herkenbaar sprak. Wat ze hier zegt is onsamenhangend maar ontzettend ontroerend. Het geeft exact deze periode van verwardheid vermengd met uitdovende luciditeit weer. Waarschijnlijk door mijn ‘Doe je net of ze hier in de kamer zijn’ denkt ze dat ze er echt zijn. Aan het eind zegt ze hen één voor één gedag. Ik zeg hun namen voor.

In het restaurant is iedereen blij mij toch nog te zien. Het is een groot gezelschap. Naast de 72 (achter)(klein)kinderen en aanhang die op de rouwkaart staan vermeld – ook mijn ouders stammen beiden uit grote gezinnen –  veel neven en nichten die ik eigenlijk alleen bij deze gelegenheden zie.
Van de grote groep ooms en tantes die in mijn jeugd op verjaardagen van mijn ouders op visite kwamen – de vrouwen aan de ene kant van de kamer met zoete Spaanse wijn of advocaat en de mannen met pils en sterke verhalen onder een laaghangende bewolking van sigaretten- en sigarenrook aan de andere kant – is nog maar een stil tafeltje hoogbejaarden over. Twee tantes en één oom. Oom Joop, de benjamin met de sterkste verhalen, is herstellend van een beroerte en afwezig. Zij zijn op de hoogte van Linda’s ziekte. Tijdens de kerkdienst is er voor ons gebeden. Ze wensen mij veel sterkte.

Vrijdag 3 februari ontdekt thuiszorg-Jolanda een doorligplekje aan Linda haar onderrug. Daar moet een speciaal soort pleister op die de huisarts moet voorschrijven. Zij wil vanmiddag wel terugkomen om die pleister aan te brengen. Huisarts Peer komt zo en ik zal het met hem bespreken.
Als hij komt, begroet hij Linda zoals altijd. Ik doe kort verslag van de afgelopen twee dagen en heb het over dat doorligplekje aan haar stuitje en de benodigde pleister.
Linda vraagt welke dag het is. Vrijdag. Dan zegt ze tegen Peer en mij: ‘Ik wil dat dit mijn laatste weekend is.’
Peer vraagt of ze zover is dat ze haar gezin kan loslaten. ‘Ik ben er klaar mee. Nu weer iets met m’n stuitje. Het is genoeg zo.’
Hij komt maandag terug zodat wij dit weekend gelegenheid hebben afscheid van haar te nemen. Als zij maandag nog zo stellig is zal hij, met ons goedvinden, de palliatieve sedatie in gang zetten. Ik krijg z’n privénummer voor als eerder ingrijpen noodzakelijk is.

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag